Mijn zoon kon een nieuwe baan krijgen: “Pa, ik ga er netto erg op vooruit. Dat kan ik toch niet laten schieten?” Het zag er mooi uit, een kort overzicht van de belangrijkste arbeidsvoorwaarden en een mooi loon. Maar nergens stond iets over pensioenen.
Jaap van der Spek
Covoorzitter Koepel Gepensioneerden en deelnemer in het klankbordoverleg
Dus: “Peter, hoe zit het met je pensioen?” De aap kwam uit de mouw: “Als je pensioen wilt opbouwen, moet je dat zelf regelen”. Als je weet, dat de gemiddelde werknemer ongeveer eenvijfde deel van zijn salaris kwijt is voor het pensioen later, dan leert een korte rekensom, dat mijn zoon er in zijn nieuwe baan dus niet op vooruit zou gaan. Bovendien heeft hij dan zelf de rompslomp om het te gaan regelen, terwijl hij er geen verstand van heeft. Het is jammer dat veel jonge mensen zich nog niet met het ‘sparen voor later’ bezig houden. Hier kunnen sommige werkgevers in de concurrentiestrijd misbruik van maken. De vraag aan de werkgevers: “Wilt u zo bekend staan?”
Pensioenregelingen
In Nederland kennen we als basispensioen de AOW. Iedere inwoner die 50 jaren aaneengesloten in Nederland heeft gewoond, krijgt deze pensioenuitkering. De werknemers betalen daarvoor via de werkgever een premie. Die wordt gestort in het AOW- fonds. Dat is het zogenoemde omslagsysteem. Omdat er minder geldt inkomt, dan uitgaat, past de overheid uit de belastinggelden ongeveer 33% bij. De AOW- uitkering groeit mee met de jaarlijks aanpassingen van het minimumloon.
In Nederland kennen we boven het basispensioen ook het aanvullende pensioen. Werkenden leggen via de werkgever geld opzij in pensioenfondsen of bij verzekeraars, in de verwachting dat hun geld in de loop der jaren door beleggingen zoveel meer waard is geworden, dat zij na de datum van pensionering ongeveer hetzelfde financiële leven kunnen leiden als daarvoor.
Het percentage deelnemers was ongeveer 80%, maar loopt nu terug vanwege het groeiend aantal zzp’ers en bedrijven die geen pensioenregeling kennen. Daarmee wordt een mooi stelsel op den duur ondergegraven. Veel bedrijven vallen echter onder de zogenoemde verplichtstelling. Die leggen daarmee eigenlijk een fundament onder het in de wereld geroemde Nederlandse stelsel.
Werkgevers kunnen aangesloten zijn bij een pensioenfonds, waardoor de werkgevers zicht hebben op de voordelen van gezamenlijk verkregen rendementen. Zoals het delen van allerlei risico’s, het over het algemeen hebben van lagere kosten per deelnemer en een tot nu toe veronderstelde zekerheid over de pensioenuitkering. Collectiviteit en solidariteit zijn sleutelwoorden. Werkgevers kunnen ook kiezen voor een verzekerde regeling.
De vaste premie wordt dan overgedragen aan een verzekeraar, die probeert van dat geld ook meer geld te maken. Het karakter is meer dat van een persoonlijke potje. In een nieuwe wet is nu opgenomen, dat iemand die met pensioen gaat nu ook kan kiezen voor het doorbeleggen van zijn/haar geld. Dat heeft in deze tijd het voordeel, dat de lage rente op de datum pensioen geen grote invloed meer heeft op de waarde van het pensioen, die in een lijfrente wordt omgezet.
Van oud naar nieuw?
De verzekerde regeling blijft, zoals die nu is. Omdat het huidige systeem van aanvullende pensioenen redelijk is vastgelopen, omdat de arbeidsmarkt is veranderd en omdat veel bedrijven naar andere regelingen zijn overgestapt, wordt er gewerkt aan een pensioenakkoord.
Een stuurgroep, met vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en de overheid. Zij zullen naar verwachting voor half juni knopen doorhakken op basis van de doorrekeningen van allerlei deskundigen en in overleg met een wetenschappelijk beraad en de klankbordgroep ‘senioren/gepensioneerden en jongeren’.
De ingelegde premie, waarvan de hoogte wordt bepaald door de sociale partners, wordt de basis voor een meer persoonlijke opbouw in collectief verband met risicodelingen en evenwichtige rendementsverdelingen over alle generaties. Er is geen sprake meer van zekerheid over de pensioenuitkering en daarom kan de zeer discutabele huidige rekenrente worden aangepast.
Nu is er een voortdurende discussie wie eigenlijk betaalt voor wie, jongeren voor gepensioneerden of omgekeerd. Die verwarrende discussie jong en of oud is in het nieuwe systeem niet meer aan de orde. Er zijn nog wel veel vragen over de precieze invulling van het contract, over de transitie van het oude naar het nieuwe stelsel en over de vraag wat er in de tussenliggende tijd moet gebeuren, als wetgeving en invoering zo’n vijf tot zeven jaren in beslag zullen nemen.
Wil er eind 2020 een fatsoenlijke discussie kunnen worden gevoerd over al dan niet noodzakelijke kortingen op de uitkering en de opbouw van pensioenen, dan moet er sprake zijn van een nieuw pensioenstelsel waarop vooruit kan worden gelopen. Daarvan zijn alle partners in het overleg overtuigd. Dat geldt ook voor de in het pensioenoverleg participerende organisaties van senioren en gepensioneerden, waaronder de Koepel Gepensioneerden.
Koepel Gepensioneerden
De Koepel Gepensioneerden heeft 150 lidverenigingen (organisaties van per pensioenfonds georganiseerde gepensioneerden). Ook KBO Brabant en de Federatie van algemene seniorenverenigingen in Nederland FASv zijn onderdeel van de Koepel Gepensioneerden. Met in totaal zo’n 300.000 leden.